Douglasspar (Pseudotsuga menziesii)

De douglas is een boom uit de dennenfamilie en komt van nature voor in het westen van Noord-Amerika. In Europa wordt de soort veel aangeplant vanwege het hout. Douglas hoort tot de grootste bomen van de wereld.

IMG_douglasNaamgeving
De naam pseudotsuga (valse tsuga) slaat eigenlijk nergens op, want hij heeft niets te maken met de tsuga (spar). Van de oude wetenschappelijke benaming Pseudotsuga douglasii is de bij ons gebruikelijke naam douglas afgeleid. Het is geen spar en geen den, en daarom is douglas de beste benaming hoewel hij ook douglasspar wordt genoemd.
De botanici Menzies en Douglas, stuurden in de 19e eeuw vanuit de oerwoudachtige douglasbossen van Noord-Amerika voor het eerst zaden naar Engeland. Sinds de boom is geïntroduceerd in Europa is het een veel voorkomende boomsoort en niet meer weg te denken uit onze bossen. Sinds het verschijnen van de Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003 wordt de boom als een Nederlandse soort beschouwd.

IMG_douglasplaatjes2

Knoppen en kegels
Een duidelijk kenmerk zijn de bruinrode, eivormige, slanke, spitse knoppen aan het eind van de twijgen. Ze lijken op dikke beukenknoppen. Douglas is eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemen ontluiken eind maart. De mannelijke bloemen zijn geel. Je vindt ze aan de onderkant van de scheuten. De vrouwelijke bloemen zijn rood tot rozeachtig. Deze bloemen vind je aan het eind van de scheuten. Beide rijpen op een verschillend tijdstip zodat geen zelfbestuiving kan plaatsvinden.
De douglas is vooral aan de kegels te herkennen. Elke dekschub heeft namelijk drie tanden die naar buiten en in de richting van de top wijzen. De kegels van de douglas zijn langwerpig en geschubd. Ze zijn lichtbruin tot roodbruin van kleur en worden zo’n 5 tot 15 cm lang. In tegenstelling tot sommige andere naaldbomen hangen de kegels onderaan de takken. Ze zijn eivormig hangend met donkerbruine zaadschubben waar telkens de drie wat blekere punten van de dekschubben onderuit steken. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar).

Standplaats
In Nederland staat de douglas meestal in aangeplante bossen waardoor ze dicht op elkaar staan. Ze houden van een zonnige tot licht beschaduwde standplaats op een matig voedselrijke, liefst humusrijke en lemige grond. Met name op iets vochtige zandgrond doen ze het uitstekend.

Dikste
De douglas ‘1672’, te vinden op het Kroondomein Het Loo in Apeldoorn, is het dikste exemplaar van deze soort in Nederland. Vermoedelijk is hij in dezelfde periode aangeplant als de hoge douglassen nabij de paardenstallen in het Paleispark. In 2014 was de omtrek 5,45 m en de hoogte 50 m. De boom is geplant rond 1872.

IMG_douglasplaatjes1

Gebruik van hout
Douglas heeft geelachtig spinthout om een roodbruine kern. Hij is een van de beste houtleveranciers op aarde en wordt vanwege de gunstige eigenschappen voor bijna alle doeleinden gebruikt, zoals in de woningbouw, voor vloeren, schuttingen enz. Hij wordt: ‘Oregon Pine’ of ‘Columbia Pine’ genoemd. Hij is ook zeer geschikt voor scheepsbouw en houtsnijwerk. Door de grote sterkte en taaiheid werd het hout vroeger vaak gebruikt voor masten van schepen.

Plantkenmerken
In Amerika kan deze boom 100 m hoog worden. In Europa bereikt hij niet meer dan 50 m. Het is een snelgroeiende naaldboom. De schors is in het jeugdstadium grijsgroen, glad en voorzien van talrijke harsblazen. Van een volwassen douglas is hij roodbruin, ruw en kurkachtig, vol donkere barsten en groeven.
De kroon is eerst kegelvormig, later afgevlakt. Door de loodrecht afstaande, zware takken is hij breed en onregelmatig van vorm.
De douglas heeft buigzame, frisgroene aromatische naalden van 2 tot 3 cm lang, met aan de onderzijde twee witte strepen. Ze staan dicht op elkaar en bij kneuzing zijn ze welriekend. De dunnere zijtakken buigen door onder de last van de zachte naalden en hangen als guirlandes onder aan de zwaardere takken.

terug