Eik, Zomer- (Quercus robur)

De zomereik voelt zich inmiddels thuis in Nederland. Dat mag ook wel, want deze boomsoort is al sinds 1000 voor Christus vanuit Duitsland een opmars in westelijke richting begonnen, overigens veelal ten koste van de gewone beuk en vaak geholpen door aanplant.

IMG_eik

“Iedere eikel is bezield door een fee en daardoor een geluksbrenger”, dachten de Kelten, voor wie de eik een heilige boom was.

Verschil
Ongeveer 98 procent van de eiken in Nederland is zomereik. In het voorjaar, als de bloemen en bladeren ontluiken, zijn zomereik en wintereik vrij gemakkelijk uit elkaar te houden. De zomereik heeft eikels met een lange steel (Steileiche), terwijl die steel ontbreekt bij de bladeren. Bij de wintereik is dat juist andersom, en zitten de eikels in trosjes bijeen (Trauben-eiche). ‘s Winters wordt het lastiger. De wintereik (vandaar die naam) laat zijn blad niet snel vallen, maar tijdens zachte winters doet de zomereik dat ook niet. Je kunt dan beter op het uiterlijk letten. Bij de zomereik gaat de brede stam vrij snel over in takken en twijgen en de kroon wil alle kanten op. De wintereik heeft een veel hogere en rechtere stam en ziet er niet zo wild uit.

IMG_eikplaatjes1

Naam
Het Latijnse woord quercus is waarschijnlijk afgeleid van de Indogermaanse heilige naam perkus dat vuurbrand en eikenboom betekent. De naam robur betekent kracht of hard (eiken)hout. Eik is een Oud-Germaans woord en betekent boom, verwant aan het Oudindische igja = verering. Germanen kenden geen tempels, alleen heilige wouden. Onder de uitgestrekte kruin van een eik, aan de voet van de dikke, gegroefde stam spraken zij recht, brachten offers, vergaderden, dobbelden en begroeven hun doden. Andere namen voor de eik zijn: akkerboom, eikelaar, ekkel, flokhout, pantoffelhout en aaike-of eekeboom.

Vereeuwigd
Bij Wolfheze staan de bekende Wodanseiken. Als je er langs loopt, lijkt het alsof je een oud schilderij binnenstapt uit de 19e eeuw of zelfs veel eerder. De eiken zijn vele malen vereeuwigd, door onder andere de schilders van de Oosterbeekse school. Die hielden op de plaats van de Wodanseiken hun inwijdingsrituelen, gaven feesten en aanbaden de Germaanse Goden Thor en Wodan. De naam van de eiken komt uit hun koker en leeft tot op heden voort. Andere monumentale eiken staan bij Oosterhout (een holle eik, waarin een kluizenaar zou hebben gewoond), bij kasteel Doornenburg en bij Boxmeer.

Stobben
Op de Veluwe zijn enkele jaren geleden een aantal veel oudere eiken ontdekt. Maar dan moet je niet denken aan monumentale eiken, met hun machtige silhouet en tot achttien meter lange horizontale takken, maar aan een soort hakhout. Een boom werd regelmatig gekapt (zoals ook bij wilgen en essen gebeurt), waardoor er een steeds verder in omtrek toenemende stobbe ontstond, met uitlopers in kringen van wel dertig meter. Sommige van deze ‘stoven’ schijnen wel 2000 jaar oud te zijn.

Leefgemeenschap
Overigens is ook een levende eik een zeer rijke leefgemeenschap. Op en in zijn lijf wonen allerlei dieren, zoals de bosuil, de mees en de havik. Allerlei insecten vinden een plekje in de groeven van zijn huid. Hij herbergt vele honderden soorten spinnen, wespen, uiltjes (nachtvlinders) en hun rupsen, kevers, wantsen en allerlei larven. De rupsen van de eikenbladroller kunnen een boom vrijwel kaal vreten, maar die maakt dan nieuw blad aan, het zogenaamde sintjanslot, met te veel looizuur erin om nog te worden aangevreten. Vooral de koolmees voert de rups van de groene eikenbladroller, die tijdens het verpoppen als bescherming graag een jong eikenblad om zich heen rolt, graag aan zijn jongen.

IMG_eikplaatjes2

Gallen
Er zijn meer dan veertig soorten insecten bekend die gallen op de eik veroorzaken. De meeste behoren tot de galwespen. Deze hebben twee verschillende generaties. De ene bestaat uit mannetjes en vrouwtjes, waarvan de laatste na bevrucht te zijn eieren leggen. De andere generatie bestaat louter uit vrouwtjes, die zonder bevruchting eieren leggen. De grote galappeltjes in de herfst bevatten uitsluitend vrouwtjes. ‘s Winters komen zij uit de gal. Ze zijn forser dan de eerste generatie en hebben vleugels. De galwespenvrouwtjes leggen eieren in de knoppen van de eik. Daar zich een kleiner Paars Fluweelgalletje. Galappels waren vroeger zeer belangrijk omdat zij behalve als geneesmiddel ook voor de bereiding van inkt werden gebruikt.

Variatie
Belangrijk is dat natuurlijk loofbos, dus ook eikenbos, een heel grote variatie in ondergroei kent. Doordat de bomen van verschillende leeftijd en formaat zijn, zijn er lichte en donkere plekken. En als een oude boom omwaait, ontstaat een enorm gat in de begroeiing, zodat allerlei planten en kleinere bomen een kans krijgen. Op en in het langzaam verterende hout ontstaan zwammen zoals de biefstukzwam die voor mooie verkleuringen in het hout zorgt. Dit is erg geliefd bij meubelmakers.

IMG_eikplaatjes3

Eten
In de middeleeuwen waren eiken belangrijk omdat ze voedsel voor de varkens opleverden. In de 16e eeuw was varkenshoeder een gangbaar beroep. In de herfst werden de varkens meegenomen naar het bos, waar ze zich vet mochten eten aan eikels en paddenstoelen. Rondom een boerderij plantte men vaak eiken aan, om het (rieten) dak te beschermen tegen blikseminslag en als windkering, maar ook als aanduiding van de erfgrens en als veekering.

Nuttig
Uit archeologische vondsten blijkt dat eiken planken vroeger in venige gebieden als loopplank gebruikt werden. De schors van de takken werd verkocht aan de leerlooierijen. Eikenhout werd en wordt vaak gebruikt voor afrasteringspalen, stokken en brandhout, parket, meubels, woningbouw en wijnvaten. Wijn krijgt van eikenhout een karakteristiek vanilleachtig smaakje. Overigens rijpt wijn steeds vaker in stalen, betonnen of met glas beklede vaten met een netje eikensnippers erin, heel modern, kwalitatief niet minder en veel goedkoper. In de houtkachel is het zware hout uitstekend bruikbaar, maar wel in combinatie met ander hout, omdat het vrij moeilijk ontbrandt. Een traditionele en nogal lugubere toepassing van eiken was het gebruik als galgenhout. Volgens de voorschriften mocht een galg van geen andere houtsoort gemaakt worden dan van eikenhout.

Eikenprocessierups
De eikenprocessierups (Thaumethopea processionea) is de rups van een nachtvlinder. Op veel eikenbomen in vrijwel heel Nederland kan men in de maanden mei, juni en juli behaarde rupsen aantreffen. De rupsen gaan ‘s nachts groepsgewijs – in processie – op zoek naar voedsel (eikenbladeren); vandaar de naam eikenprocessierups. Na contact met de microscopisch kleine, pijlvormige brandharen van deze rups kunnen klachten ontstaan zoals jeuk, huiduitslag, irritatie aan de ogen of aan de luchtwegen.

terug