Grove den (Pinus sylvestris)

In ons land groeiden in de ijstijden al grove dennen. Maar er is een tijd geweest dat de boom uitgestorven was. Rond 1500 is men begonnen met de herintroductie van de boom door middel van dennenzaad afkomstig uit Duitsland. Nu is de grove den een van de meest aangeplante bosbomen.

IMG_grovedenStuifzanden
Grove dennen zie je veel op zandgrond. Ze komen bijna overal in Europa en Klein-Azië voor. In Nederland vinden we ze vooral op de Veluwe, in Drenthe en Noord-Brabant. Bij Wolfheze (Gld) is in mei 2006 één van de oudste dennen omgevallen. Deze 20 meter hoge boom, met een omvang van 4 meter, zou 400 jaar oud geweest zijn en onder z’n eigen gewicht zijn bezweken. Grove dennen doen het goed op heel arme grond waar maar weinig vocht en voedsel te vinden is. Daardoor zijn ze geschikt voor bebossing van stuifzanden, wat dan ook op grote schaal is gebeurd. Het wortelstelsel, dat bestaat uit een lange, krachtige penwortel met zich ver uitstrekkende, stevige zijwortels, biedt de boom weerstand tegen stormen.

Naamgeving
De naam pijnboom is eigenlijk een betere naam dan grove den. Het is afgeleid van het Latijnse woord pinus dat vlot betekent. Men gebruikte het hout voor boten en vlotten en van de stammen werden scheepsmasten gemaakt. Daarom werd hij ook wel mastboom genoemd. Het omstreeks 1515 aangelegde Mastbos, dat aan deze naam herinnert, is het oudste in Nederland aangeplante bos met o.a. de grove den. Sylvestris = bosbewonend.

Koperkleurig
De grove den hoort bij de naaldbomen. Naalden verdampen in vergelijking met bladeren weinig water omdat ze een veel kleiner bladoppervlak hebben. Bovendien bezitten ze harskanalen. De naalden zitten met z’n tweeën bij elkaar en zijn ongeveer 6 cm lang. De stam is naar boven toe koperkleurig en heeft in de bast diepe groeven. De onderste takkransen vallen bij jonge exemplaren van de boom, zo ontstaat een hoge, rechte stam.

IMG_grovedenplaatjes1

Kleine kegeltjes
De grove den is éénhuizig; zowel de mannelijke als de vrouwelijke bloeiwijzen zitten aan één boom. Bijen houden van de in mei bloeiende pijnbomen en leveren een aromatische dennenhoning. De rode vrouwelijke bloemen, die op kleine kegeltjes lijken en later verhouten, zitten met z’n tweeën aan de top van de jongste loten. Deze loten zijn behoorlijk lang. De geelbruine mannelijke bloemen zitten aan de basis van dezelfde of andere jonge loten. Ze verspreiden in het voorjaar een massa stuifmeel, waarvan men vroeger dacht, wanneer de bodem er mee bedekt was, dat het van de duivel afkomstige zwavelregen was. Na de bestuiving duurt het een jaar voordat de bevruchting plaats vindt. Vervolgens duurt het nog een jaar voordat de zaden rijp zijn.

Grillig
Bij zonnig weer springen de rijpe, eivormige kegels open en laten de gevleugelde zaden vrij. Dat openspringen kun je horen als je een beetje oplet tijdens een wandeling in het bos. Overigens produceert de boom niet elk jaar goed zaad, maar eens in de drie tot vijf jaar. De zaden worden onder andere gegeten door spechten, eekhoorns, muizen, zwarte mezen en kruisbekken. Alshet zaad door de wind wordt meegevoerd en niet gehinderd wordt door andere bomen, groeit degrove den uit tot een grillig gevormde boom die een heideveld in korte tijd in een dennenbos kan veranderen. We noemen deze dan een vliegden.

IMG_grovedenplaatjes2

Harsmannetje en muizenstaartje
Een gal die je op jonge takken kunt vinden is het harsmannetje. Deze gal wordt veroorzaakt door een vlinder. Het is een opzwelling die aan één kant bedekt is met een dikke klomp hars. Hierin verblijft de roodachtige rups die na twee winters verpopt. De vliegenzwam leeft in symbiose met de grove den, hoewel je deze paddenstoel veel vaker bij berken zult aantreffen. Op dood hout zie je de dennenzwavelkop. Deze paddenstoel is iets roder van kleur dan de gewone zwavelkop. Een paddenstoel die je op afgevallen dennenappels kunt vinden is het muizenstaartzwammetje. Dit is een tot 5 cm hoge, bruine plaatjeszwam. U ziet, zelfs dennenappels worden gerecycled opdat de stoffen weer in de voedselkringloop terugkomen.

Grenen
Van oudsher is de boom een belangrijke leverancier van terpentijnolie, hars en teer. Het hout, dat grenen wordt genoemd, is sterk en toch zacht en gemakkelijk om te bewerken. Het beste hout komt van bomen die langzaam en geleidelijk zijn opgegroeid. Grove dennenhout is ook veel in de Limburgse mijnen gebruikt. Het is geschikt voor het stutten van mijngangen omdat het als eigenschap heeft dat het gaat kraken als er te grote druk op uitgeoefend wordt. Voor de mijnwerkers het sein dat de gangen konden instorten en dat ze zo snel mogelijk uit de mijnen moesten, vóórdat het te laat was.

terug