Paardenkastanje (Aesculus hippocastanum)

De paardenkastanje is een forse boom met een enorme levenskracht, grote bladeren en stekelige bolsters waarin zich de vrucht bevindt. De schors is eerst glad en grijs- of roodbruin en barst op hogere leeftijd in grote platen. Met zijn brede, ronde kroon kan hij een hoogte bereiken van meer dan 30 meter.

IMG_paardenkastanjeKleverig
Wanneer de paardenkastanje in het najaar zijn blad verliest, heeft hij al nieuwe knoppen gevormd. In april zwellen ze op en zijn dan groot, kleverig en glanzend roodbruin. In zo’n knop bevindt zich een wollig dons dat het tere weefsel tegen kou en vocht beschermt. Bij voldoende licht en warmte lopen de bloem- en bladknoppen uit en in vrij korte tijd is de boom getooid met op witte of rode kaarsen lijkende bloemtrossen die tot 30 cm hoog kunnen worden.

Stekelig
In de afzonderlijke bloemen zitten gele en rode vlekjes. Ze lokken hommels en bijen en het is dan ook een drukte van belang rond de boom. De bloem begint met gele honingmerkjes. Na insectenbezoek en bestuiving wordt het merkje rood. Zo weet een volgend insect dat er niets meer te halen valt. De tweeslachtige bloemen vormen de welbekende kastanjes, die omgeven zijn door een stekelige bolster. Het zijn tot 6 cm grote doosvruchten. Zij bevatten meestal 1 of 2 grote, glanzend bruine zaden met een ronde grijsachtige vlek, een ‘navel’ waarmee het zaad aan een streng heeft vastgezeten.

IMG_paardenkastanjeplaatjes1

Hoefijzer
De bladeren van de paardenkastanje zijn handvormig samengesteld en hangen op een speciale wijze rond de lange bladsteel. Na het afwerpen van de bladeren in het najaar laten de voetstelengrote hoefijzervormige littekens achter. Zelfs de spijkers van een hoefijzer lijken erin te zitten: de littekens van de nerven. De hoefijzervormige littekens zie je verspreid over alle takken zitten, als kleine gedenkstenen voor de afgestorven bladeren van vorige generaties.

Naam en eetbaarheid
De naamgeving ‘Paardenkastanje’ en Hippocastanum duidt op het gebruik van kastanjes voor paarden; Esca = eten, Hippos = ros, paard, castanum = kastanje. Waarschijnlijk vertaald uit het Turks af castanesi (paardenkastanje). Turken gaven de vruchten aan hun merries te eten, wanneer deze een veulen verwachtten en ook aan paarden om ze van de hoest, kortademigheid en zweten te genezen. Volgens sommigen stamt zoals eerder gezegd, de naam ‘paardenkastanje’ af van de gelijkenis met de hoefijzervormige littekens.Hij wordt ook witte of wilde kastanje genoemd. Dit zou te maken hebben met het feit dat de kastanjes oneetbaar zijn voor de mens, hoewel ze zeer zetmeelrijk zijn. Ze zijn bitter en zelfs een beetje giftig, maar dieren zoals hertenschapen, geiten en varkens deert de grote hoeveelheid aan looistoffen in de vruchten niet.

Bijgeloof
Bij veel boerderijen kun je aan de zuidzijde een grote paardenkastanje aantreffen. Deze boom staat daar niet zomaar. Een kastanjeboom is namelijk de favoriete behuizing van een heks. Wanneer vroeger een boerderij gebouwd werd, dan werd direct na het gereedkomen van de bouw vlak naast de boerderij een paardenkastanje geplant. Men dacht dat heksen die over de uitgestrekte heidevelden zwierven, op gezette tijden een toevluchtsoord zochten en geloofde dat je heksen rust kon bieden en gunstig kon stemmen door een kastanjeboom te planten. De heks zou hierin haar intrek nemen en dan de boerderij, de bewoners en het vee met rust laten. Een heks verscheen vaak in de gedaante van een uil. Wanneer een uil gesignaleerd werd, dan was men er van overtuigd dat deze uil de heks was. Met zijn ‘oehoe-geroep’ wil de heks iedereen de stuipen op het lijf jagen. Van een uil is bekend dat deze bij voorkeur verblijft in een paardenkastanje. Hiermee is dan ook verklaard waarom de paardenkastanje werd gebruikt als grote boom bij de boerderij.

Herkomst
De Paardenkastanje komt van oorsprong uit het Balkangebergte en werd pas 400 jaar geleden in Europa ingevoerd. Het was de lievelingsboom van de Franse zonnekoning Lodewijk XIV. Het eerste Nederlandse exemplaar werd in 1608 aangeplant in de Leidse Hortus Botanicus. Hij gedijt het beste op kleiige en leemhoudende grond maar stelt geen extreme eisen aan de bodem. Hij vraagt weinig licht en warmte, kan toe met matige hoeveelheden voedingsstoffen, maar is kwetsbaar bij strenge vorst. Paardenkastanjes werden op landgoederen en bij boerderijen geplant.

IMG_paardenkastanjeplaatjes2

Hout
Hoe massief de boom ook overkomt, het hout is weinig duurzaam. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het kleine werk, zoals speelgoed. Toch staat kastanjehout de laatste jaren, in de zoektocht naar duurzaam hout dat tropische hardhout kan vervangen, volop in de belangstelling, want het hout krijgt, door het onder vacuüm en hoge druk te impregneren, een drie tot vijf maal langere levensduur. Daardoor groeit ook het aantal toepassingen gestaag: vooral in de weg-, water- en woningbouw, maar ook bij de aanleg van tuinen, parken en als omheiningen in natuurgebieden

Ziekten
Al jaren worden paardenkastanjes in augustus-september geteisterd door bladverkleuring, waarna de bladeren verschrompelen en afvallen. De veroorzakers zijn mineermotjes die hun eieren in de bladeren hebben gelegd. De larven nestelen zich in de bladeren, graven er gangen in en eten zich er vol mee. Het beestje komt van oorsprong uit de Balkan en heeft hier nauwelijks natuurlijke vijanden. Hij overwintert in popstadium in afgevallen bladeren. Het tijdig weghalen en het vernietigen van de bladeren rond de boom is één van de mogelijkheden om de schade binnen de perken te houden. Enkele jaren geleden is in Nederland ook de beruchte bloedingsziekte onder paardenkastanjes uitgebroken. De aangetaste bomen vertonen vochtplekken in de stam, scheuren in de bast en er druppelt rode en zwarte vloeistof uit de stam. Vervolgens sterven stukken bast af en uiteindelijk sterven de bomen. Veroorzaker is een bacterie. Er vindt onderzoek plaats naar de afweerreacties die de aan bloedingsziekte lijdende paardenkastanjes vertonen en de mogelijkheden om de ziekte te beheersen… Momenteel is er een mogelijkheid om door het verwarmen van de bast de bacterie die deze aandoening veroorzaakt, te verdrijven.

terug